De nieuwe kwaliteitstoets advocatuur. De vlag gaat (nog) niet uit.
De Nederlandse Orde van Advocaten verplicht elke advocaat vanaf 2018 jaarlijks deel te nemen aan een kwaliteitstoets. Die toets kan worden gedaan via een “intervisie“, een “peer review“[1] dan wel een “gestructureerd intercollegiaal overleg”.
Laten we met intervisie beginnen. Volgens de nieuwe definitie in de Verordening op de advocatuur is intervisie
“een gestructureerde en periodieke bespreking in een kleine groep hiërarchische gelijkwaardige professionals waarin dilemma’s en vragen over het eigen functioneren, de praktijkvoering en praktijkuitoefening centraal staan”.
De intervisie moet worden geleid door een “gespreksleider“. Dat is een door de Orde van Advocaten aangewezen deskundige. Op grond van het nieuwe artikel 13c in de Regeling op de Advocatuur dient deze deskundige “gespreksleider”
- academisch geschoold te zijn en
- een cursus gevolgd te hebben op het gebied van gespreksleiding voor intervisie (van tenminste twee dagdelen en een terugkom bijeenkomst[2]).
- de gespreksleider moet ook als zodanig geregistreerd staan bij de Algemene Raad (het bestuur van de Orde van Advocaten)[3]
In de plaats van intervisie en peer review kan door de advocaat aan de kwaliteitseis worden voldaan door deelname aan “gestructureerd intercollegiaal overleg” onder begeleiding van een “begeleider” (zie art. 4.3(b) Verordening op de advocatuur[4]). Vreemd genoeg wordt aan de “begeleider”geen andere eis gesteld dan dat het een “advocaat” is[5].
Hoe reageert de advocatuur? Onderzoek Hogeschool Amsterdam
Uit een onderzoek van de Hogeschool Amsterdam van voorjaar 2018 naar het draagvlak voor de nieuwe kwaliteitstoetsen blijkt dat 70,3% van de ondervraagden aangeeft al bekend te zijn met de Wijzigingsverordening Kwaliteitstoetsen voordat de enquête werd afgenomen. Bij de grotere kantoren bestaat de meeste bekendheid met de wijzigingsverordening.
Het onderzoek is gedaan onder 64 advocatenkantoren[6], door geheel Nederland gevestigd.
Van de voorgestelde kwaliteitstoetsen blijkt dat slechts een (zeer) klein deel van de advocaten voelt voor peer review. Waarom dat zo is wordt uit het onderzoek niet duidelijk. Sterke voorkeur is er voor ofwel “intervisie” dan wel “gestructureerd intercollegiaal overleg”.
63% van de enquêtes van de Hogeschool zijn beantwoord door kleine kantoren (1-5 advocaten), 23% door middelgrote kantoren (5-20 advocaten) en slechts 14% door grote kantoren (> 20 advocaten).
Alhoewel, gelet op het aantal ingevulde enquêtes (64) , geen vergaande conclusies verbonden kunnen worden aan het onderzoek[7], lijkt er wel een zekere trend uit te destilleren te zijn:
- 70,3%, en daarmee het grootste gedeelte van de ondervraagden, geeft aan al bekend te zijn met de wijzigingsverordening kwaliteitstoetsen. Bij de (middel)grotere kantoren bestaat de meeste bekendheid met de wijzigingsverordening
- 58,8% geeft aan te verwachten dat de verordening de kwaliteit binnen hun kantoor niet zal bevorderen, tegen 40,7% die wel meent dat het de kwaliteit zal bevorderen. Vooral de kleinere kantoren zijn het meest positief over de bevordering van de kwaliteit door de verordening
- 68,7% kan zich wel verenigen met de eisen die de verordening meer dan de helft van de geënquêteerden is van mening dat de eisen efficiënt en makkelijk uitvoerbaar zijn
- 78,4% van de ondervraagden zegt al gebruik te maken van één van de in de wijzigingsverordening genoemde kwaliteit feedbackvormen,
- 42,3% geeft de voorkeur aan intervisie, peer review wordt slechts door 3,9% genoemd, 38,5% noemt gestructureerd Intercollegiaal overleg als de meest wenselijk vorm.
- 38,3% van de ondervraagde advocaten geeft aan naast wettelijke feedbackvormen bijscholing als de meest populaire vorm van kwaliteitsbevordering te zien.
Ruim 40% van de ondervraagden is dus positief gestemd als het gaat om kwaliteitsbevordering door de voorgestelde Kwaliteitstoetsen. Uit het onderzoek van de Hogeschool blijkt echter dat de meerderheid (58,8%) aangeeft niet te verwachten dat de wijzigingsverordening de kwaliteit binnen hun eigen kantoor zal bevorderen. Opvallend is voorts dat men de kwaliteitsborging wel van belang vindt maar de meerderheid van de ondervraagden denkt dat dat voor hun eigen kantoor niet nodig is.
Tot zover het onderzoek van de Hogeschool Amsterdam.
Gestructureerd Intercollegiaal Overleg (“GIO”)
Gelet op het geringe enthousiasme binnen de advocatuur voor de verplichte kwaliteitstoets lijkt het niet onredelijk aan te nemen dat advocatenkantoren de weg van de minste weerstand zullen bewandelen om aan de wettelijke verplichting te voldoen. In dat verband lijkt Gestructureerd Intercollegiaal Overleg (“GIO”) vooralsnog het gemakkelijkst te implementeren. Ik zeg met nadruk “vooralsnog”. Aan de GIO begeleider worden immers in de thans bekende regelingen[8] betrekkelijk weinig eisen gesteld, hij/zij hoeft geen cursus gevolgd te hebben (zoals bij intervisie), hij/zij hoeft slechts een kort verslag (“bewijs”) te maken waarin niet eens hoeft te staan wat er inhoudelijk besproken is (art. 13 b onder (f) Regeling op de advocatuur) en de begeleider behoeft zich niet bij de Algemene Raad in te schrijven (zoals een “gespreksleider”bij intervisie dat wel moet doen.
Echter, de praktijk ziet er mogelijk in de nabije toekomst toch wat minder aantrekkelijk en gecompliceerder uit als de Algemene Raad op grond van art. 4.3b van de Verordening op de advocatuur ook ten aanzien van de begeleider (en aan de GIO zelf) “nadere regels”[9] zullen gaan stellen. In de op 4 september bekend gemaakte wijzigingstekst van de Regeling op de advocatuur staan die niet.
Intervisie
Intervisie daarentegen zorgt mogelijk voor de nodige kopzorgen. Bij intervisie moet er immers tenminste één advocaat binnen het kantoor de cursus “gespreksleider” volgen. Die moet dan vervolgens elke keer als een groep van 3-10 advocaten een intervisie moet doen opdraven óók bij andere praktijkgroepen dan waar hij/zij zelf vandaan komt. Zo zal bv. een arbeidsrecht advocaat die de cursus “gespreksleider” heeft gevolgd [10] niet alleen voor de intervisie van arbeidsrecht advocaten op moeten treden maar ook voor andere praktijkgroepen binnen datzelfde kantoor. Zeker bij een groot kantoor legt dat een groot tijdsbeslag op de betreffende ” deskundige”.
Een alternatief is dat de “gespreksleider” een functionaris is van de opleidingsafdeling (of afdeling HR) van een advocatenkantoor. Wij vragen ons dan wel af of die functionaris voldoende gezag en respect zal afdwingen bij de intervisie bijeenkomsten met over het algemeen door de wol geverfde professionals.
Een ander alternatief is dat een kantoor een gespreksleider van buiten het eigen kantoor de intervisie laat doen. Zo biedt PleitAcademie.nl bijvoorbeeld enkele ervaren “gespreksleiders” aan die de opleidingseisen van de NOvA voldoen en dus onmiddellijk inzetbaar zijn.
Een mogelijk additioneel probleem met intervisie bij kleinere kantoren is dat het tijdsbeslag van een “gespreksleider” uit eigen kring te groot zal blijken te zijn. Die zullen dan aangewezen zijn op externe intervisie (te meer ook omdat een intervisie bijeenkomst minimaal 3 en maximaal 10 advocaten moet bedragen[11].
Peer review
Uit het onderzoek van de Hogeschool Amsterdam blijkt dat onder advocaten peer review de minst aantrekkelijke vorm van kwaliteitstoetsing. Niet verwonderlijk want de eisen aan peer review lijken op het eerste gezicht lastiger te implementeren dan GIO of intervisie. Gelet op de vereisten beschreven in de nieuwe paragraaf 4.1. (“Kwaliteitstoetsen”) onder art. 13a lid 2 onder (a)-(g) zal een peer review in de praktijk veel organisatie en interne discipline vereisen. Een additioneel probleem is dat voor elke praktijkgroep binnen een kantoor een aparte “reviewer” moet worden aangewezen[12]. Voor grotere kantoren lijkt dat een vrij kostbare aangelegenheid.
Conclusie
Alhoewel vele kantoren erkennen dat kwaliteit van groot belang is, lijkt het enthousiasme voor de nieuwe verplichte kwaliteitstoetsen niet erg groot. Het wachten is op de definitieve regelgeving en wettelijke implementatie maar het lijkt er op dat vrijwel elk advocatenkantoor in Nederland zich zal moeten gaan verdiepen in de nieuwe regels en maatregelen zal moeten gaan nemen om aan de kwaliteitseisen van de NOvA te voldoen. Wellicht dat het zinvol is te kijken hoe vergelijkbare (vrije) beroepen intervisie, peer review of GIO hebben geregeld en wat zij daarvan hebben geleerd. Zo hebben medisch specialisten al jaren ervaring met professionele intervisie.
Severin de Wit (op persoonlijke titel), april 2018
[1] peer review laat ik in dit stuk voor het moment buiten beschouwing, omdat uit het te bespreken rapport van de Hogeschool Amsterdam van januari 2017 naar het draagvlak van de Wijzigingsverordening Kwaliteitstoetsen onder advocaten blijkt dat peer review algemeen als het minst aantrekkelijk wordt gevonden.
[2] deze cursussen worden door aantal organisaties aangeboden, zoals bv. OSR Opleidingen, SDU juridische opleidingen, Dialogue en inmiddels ook door PleitAcademie.nl (voor intervisie deskundigen t.b.v. intervisie van procesadvocaten)
[3] hoe die registratieprocedure verloopt is op het moment van schrijven van deze blog nog niet bekend, maar zal op de website van de Nederlandse Orde van Advocaten worden aangekondigd zodra die bekend is.
[4] zoals gewijzigd bij Besluit van het College van Afgevaardigden van 21 juni 2017.
[5] artikel 13c lid 3: “de begeleider, bedoeld in artikel 4.3b, eerste lid van de Verordening (op de advocatuur, SdW) is een advocaat”. Onduidelijk is of die “begeleider” ook een “deskundige” moet zijn, zoals bij intervisie en aangewezen moet zijn als deskundige als bedoeld in artikel 26, eerste lid van de (nieuwe) Advocatenwet.
[6] 64 op ruim 17,000 advocaten lijkt wellicht niet erg representatief. Voor wat betreft de betrouwbaarheid van het onderzoek hebben is gebruik gemaakt van de “streekproefcalculator“. 17.000 advocaten en 64 reacties, leidt tot betrouwbaarheid van 95% op een foutmarge van 12,23%. In het onderzoek is op grond hiervan aangegeven dat het een goede indicatie geeft.
[7] op 17.500 advocaten per 31-12-2016
[8] art. 13 c lid 3 Regeling op de advocatuur, zoals blijkt uit de Wijzigingsregeling kwaliteitstoetsen zoals die door de algemene raad van 4 september 2017 is vastgesteld.
[9] artikel 4.3 lid 2 Verordening op de advocatuur
[10] en als zodanig zal worden ingeschreven bij de Algemene Raad van de NOvA
[11] art. 13a lid 1 onder (a) Regeling op de advocatuur
[12] artikel 13c lid 2 onder (b) Wijzigingsregeling kwaliteitstoetsen.